Ook dit jaar gingen wij op vakantie, hoewel dat in verband met de Corona perikelen tot op de laatste dag onzeker was. Bestemming Spanje, naar een camping met vier andere gezinnen. Je leest het goed: camping en vier (!) andere gezinnen.
Want misschien herinneren jullie mijn vakantie-blog van vorig jaar nog, waarin ik vrij overtuigend heb betoogd dat vakantie in zijn algemeenheid in onze beleving een overgewaardeerd begrip is. Omdat wij zo ongeveer het beste van wat deze wereld te bieden heeft ter beschikking hebben gehad: veel-sterren hotels, azuurblauwe zeëen, culinaire hoogstandjes en overweldigend natuurschoon, terwijl de twee pubers niet van hun beeldscherm en uit de door de airco gekoelde kamer te slaan waren. En áls dat al gebeurde, dan vroeg ik me af waarom ik dat ook alweer wilde.
Dus dit jaar over een andere boeg, want wat hadden we te verliezen. Volgens een voetbalvader ging er niks boven de camping, want “als je kinderen het naar hun zin hebben, dan heb jij dat ook”. Bovendien herkende je in de camping van vandaag je jeugdtrauma’s niet meer terug. Zo was de belofte. Daar aangekomen was daar niks aan gelogen. Alles aangeharkt, ruim opgezet, wuivende palmen en zeezicht vanuit ons huisje. Ik moet toegeven dat ik in sommige all-inclusive resorts meer viezigheid en achterstallig onderhoud heb gezien.
Het enige dat ontbrak volgens manlief was de Beach-club, waar hij zijn cappuccino kreeg aangereikt zodra zijn Vilebrequin het 10-cm dikke kussen van zijn strandbedje hadden aangeraakt. Dit strand bestond uit zand en zee. Punt.
Dus op naar de Sjinese Alleswinkel, waar we twee klapstoeltjes aanschaften. Met Barbie (roze klapstoel) & Ken (blauwe klapstoel) togen wij elke dag naar het strand en die ene voetbalvader bracht dan koffie of, na 12:00 uur iets sterkers, om het Beach-club gevoel enigszins te benaderen. Op dag drie begonnen we langzaamaan te ontspannen. Het was echt zo gek nog niet. Want inderdaad, die kinderen zag je de hele dag niet en als ze ’s avonds – of ’s nachts – thuis kwamen: niets dan blije snuitjes.
Eénmaal daags wel even melden bij de receptie als de 15-jarige slungels weer iets onhandigs hadden gedaan. In het peuterbad rondrennen, na sluitingstijd gaan zwemmen. Van die dingen. Er ontging niets aan het wakend oog van Director Javier. Prima om wat pedagogische verantwoordelijkheid uit handen te kunnen geven. Wij hadden tenslotte ook vakantie.
Tot de laatste waarschuwing werd uitgedeeld. Alle ouders moesten zich per direct komen melden. Wat bleek? De jongens waren op hun buik van de glijbaan af gegaan. Hun verweer was dat dat de dag ervoor wél mocht. Javier was echter onverbiddelijk: vandaag mocht het gewoon niet. En daar gaat het dan mis bij ons Nederlanders. Wie is die Javier dan helemaal: kinderachtige, olijven vretende machtswellusteling. Hoe dúrfde hij ónze prinsjes zó onheus te bejegenen? Sinds wanneer kan daar niet een beetje Hollands over gepolderd worden. Vooral omdat de regels in dit geval nogal divers werden gehandhaafd, zullen we maar zeggen. Daar kwam nog eens bij dat de baas van Javier er weinig aan toe te voegen had. Javier’s waarneming was de waarheid en bij de volgende overtreding konden we onze biezen pakken. En dat was geen loos dreigement. Er zat niets anders op dan deze rode vlag serieus te nemen, samen met onze kinderen onze wonden te likken én ze op het hart te drukken ver uit de buurt van Javier en zijn companen te blijven.
De volgende dag zat de schrik er nog lekker in, maar het mooie weer, het goeie gezelschap en misschien een glaasje van het één of het ander brachten ons op het idee met z’n allen te gaan bbq-en bij één van de families. De eerste hamburgers kwamen nog niet dampend van de grill toen de baas van Javier ten tonele verscheen. BBQ-en mocht niet. Maximaal met 6 personen, en wij waren met 23. Als we alles niet binnen een kwartier hadden opgeruimd, dan zou hij de politie bellen én konden we (weer) van de camping vertrekken. Met ons nieuw verworven inzicht over de Spanjaarden en autoriteit gaven wij aan dat wij de regels van vandaag niet precies wisten en of die nog even konden worden uitgelegd. Het bleek dat op het strand (2 meter vanaf de plek waar we waren) geen limiet qua aantal mensen werd gesteld, alleen dat iedereen daar een mondkapje op moest.
Daarnaast moesten de 6 mensen die op de campingplaats bleven 1.5 meter afstand bewaren. Nou, Zo gezegd Zo gedaan. Tafel 2 meter opgeschoven, mondkapjes op en 1,5 meter afstand. Check.
Na een minuut of 10 zagen we Javier als een havik om de camper heen cirkelen. Nou, hij deed zijn best maar, wij hielden ons aan de regels. Nog 10 minuten later werden we afgeleid door zwaailichten op de camping. Naïef als we waren dachten we dat er iemand op z’n minst in doodsnood moest verkeren. Maar nee, daar was de baas weer, nu mét mondkapje én twee mannen van de Guardia Civil.
Help. Eén van de vaders liep naar de mannen toe en ik dacht: nu gaan we het krijgen. Tegelijkertijd bedacht ik me wat ik toch een verschrikkelijke muts ben als het op confrontaties aan komt. Gelukkig verliep het gesprek vanaf een afstandje gezien redelijk rustig. De politiemannen stonden er zelfs een beetje verloren bij.
Alleen de camping-baas was aan het maaien met z’n armen om zijn verhaal kracht bij te zetten. Later bleek dat de vaders de ultieme troefkaart hadden gespeeld: namelijk dat er bij de bar alcohol geschonken werd aan (onze) minderjarigen. Ze vertelden er niet bij dat één van hen nogal handig is met computers en het namaken van id-bewijzen.. Ik noem verder maar geen namen. Uiteindelijk werd er op schouders geslagen en afgesproken dat de vaders de volgende dag nogmaals de regels zouden komen doornemen met de camping-baas.
Ik had er niet echt vertrouwen in. De kans dat het zou escaleren en dat we onze spullen konden pakken achtte ik reëel. Maar het geval wilde dat één van de vaders het boek: “De meeste mensen deugen” net uit had. Voor wie het nog niet gelezen heeft: het legt wetenschappelijk onderbouwd uit hoe ons mensensoort gewoon verlangt naar verbinding, liefde, veiligheid, gezondheid enzovoort enzoverder. En dat we het Journaal, Netflix en Facebook over het algemeen veel te serieus nemen. Dat we er met z’n allen zelfs knettertje depressief van worden. Het boek beschrijft bijvoorbeeld dat tijdens een interview met soldaten blijkt dat maar 15 tot 25% daadwerkelijk schiet. “Een officier vertelde dat hij schreeuwend langs de linies was gelopen. Godverdomme! Begin met schieten! Het had weinig effect. Ze schoten alleen maar als ik naar ze keek”.
Die vader, een BMW-rijder die eer doet aan alle vooroordelen die daarover bestaan, het opgewonden standje, nou die dus, was behoorlijk onder de indruk van de inhoud van het boek en ging samen met de andere vaders het gesprek in vanuit gezamenlijke behoefte in plaats van tegenstellingen. Met die toon kregen ze de campingbaas nog net niet aan het huilen. Hij deelde zijn Corona-zorgen en wist het eigenlijk ook allemaal niet meer. Hoe hij tussen het oerwoud van regels het A. nog een beetje gezellig kon maken voor de gasten die wél gekomen waren en B. nog iets kon goedmaken van de weggevallen omzet. Als het gekund had, hadden ze de sessie met een groepsknuffel afgesloten. En ja, dat is misschien een beetje saai, maar het is uiteindelijk wel wat we deep down allemaal willen.
Oh ja, en de vakantie met de 4 gezinnen is meer dan goed bevallen, dus onze algemene vakantie-stelling is definitief overboord. “De meeste mensen deugen”, maar deze mensen deugden allemaal.
Blijf gezond en heb een mooie, saaie zomer!